Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


SEPTEMBER 2024

Els Traets
Caty Moerman
Peter Vermaat
Cindy Van de Velde
Nicole Ledegen
Ariane Vergult
Saskia De Vriese
Eddy Maes
Anke van Oostveen
Wijnand Raben
Rob van Gennep
Thomas Eyskens

Els Traets

iktsuarpok
 
door het keukenraam zie ik je
schaduw alsmaar langer worden
ik duw mijn oor tegen het glas
hoor jouw schoenen in de straat
je sleutels rinkelen bij de deur
als ik mijn hoofd op een kier zet
 
misschien vind ik bij het frunniken
aan mijn knie het gaatje in mijn broek
misschien schuilt in het tikken
van mijn voet een nieuwe melodie
ontdek ik bij het staren naar de muur
waar de verfborstel aarzelde

Caty Moerman

Koffie

Straffe koffie, even koud als de tegels onder je
voeten. Troost wordt dikwijls in de grond

geboord, ellebogen breed en steunen op de knieën
om het hoofd niet te verliezen in het zwellen

van de wallen. Haast macaber hoe schimmen
bovendrijven in scherven op de keukenvloer.

Nochtans troep genoeg in de uithoeken
van je hoofd om achter weg te kruipen.

 

***

Breekpunt

Ze zeggen dat je nekwervels sneller slijten als je te vaak
achterom kijkt, dat ze bezwijken onder druk

van een veel te zwaar gemoed en één voor één splijten
tot je breekt. Zo wringt de tijd alle weerstand uit je botten,

overmant je compleet tot zelfs je kaken niet lossen
wanneer het kan. En krijsen gaat amper als je rent,

als de warme adem aan je ribben plakt en elke stap
zo hard valt dat de schokken niet gonzen maar knakken

in je borst, hoe je longen dan branden dat het knettert.
Beter vergeet je dat je tegen muren kunt kaatsen

en aaien meer op slaan rijmt dan je denkt,
waarom je knieën altijd knikken als je remt.


Peter Vermaat

Voort

Verhuisbericht. Het gaat aan je voorbij.
Elke verandering van lichtval laat je koud.
Iedere kamer waar je stoel staat, is je thuis.

Welkom met bloemen en met zoetigheid meteen
al afgeleid van alles wat teveel verschilt
met wat nog moet weerkaatsen in je achterhoofd,
een groet van wie nog niemand heeft ontmoet.

De eerste stap nu is je achterlaten waar
je bijna onbeweeglijk wacht op wat nog wacht,
de wolk die maar niet overdrijven wil, de nacht
die pas kan vallen als de voordeur sluit.

Die buienradar maak ik niet meer mee.
Ik loop verweesd om wat ik moet onthouden
aan iemand wiens adres voorgoed gewijzigd blijft.



***

Nalatenschap

Je hebt het batig saldo toevertrouwd
aan het papier. Onder de streep blijft staan
wat van een vlijtig leven overbleef.

Getallen opgeteld en woorden doorgehaald,
veel kan er niet meer worden weggelegd
of uitgesproken. Ook al brengen wij
herinnering aan toon en kleur in mindering.

Jij blijkt beheerder van vergetelheid,
kosten en inkomsten struikelen uit balans,
onderbesteding draagt al jaren vrucht
in schuld en lening die niet meer opvraagbaar zijn.

Wat je hebt nagelaten, houdt tekort in stand
dat niet is aan te zuiveren. Het grootboek wordt
gesloten en verzegeld in staat van verlies.


***

Soms

Soms denk ik aan de dag dat jij er niet
meer bent. Het zou ook donker kunnen zijn,
maar ik zie licht. En grijs. En wat niet kleuren wil.

Dan ben je niets dan afgelegde tijd,
een eenmaal ingeslagen weg die nergens meer
toe leidt, een muur zonder een raam erin,
een richtingwijzer die alleen iets achterlaat.

Ik laat mezelf daar staan, zonder een horizon
om naar te haken. Armen om mij heen
die vasthouden wat van jou bleef in mij
en niemand kansen geven om mij mee te nemen.

Wanneer ik omkeer, moet je daar nog zijn,
een wandelaar, die ik nog in kan halen.
Een kind, voor wie een vader nog bestaat.


Cindy Van de Velde

Ze zou

Dat ze vandaag op bezoek zou komen,
ze is jarig. Dat ze zou zeggen
dat ze precies nooit wegging,
alles nog zoals het was,
haar stoel in de keuken en
de schoolfoto’s op de koelkast
En zo proper, het blinkt hier nogal,
zou ze zeggen. Dat ze blij verbaasd is,
al die porties soep in de diepvries
Of we soms haar cd’s nog eens afspelen,
zet maar luider, dat kan geen kwaad
Dat het schoon gedaan is,
die keitjes en die vlijtige liesjes
op haar graf. Zo veel eer, ze zou
er haast beschaamd van worden
Twee melkjes in haar koffie en
ze zou van de zwartewoudtaart proeven
en erop staan dat we de overschot
meenemen naar huis


Nicole Ledegen

Lustige timing

zuig bij het ochtendgloren twee soeplepels stilte op,
extra straf met een rietje, verspreid haar over een hele dag.

zoek een podcast, geboortedatum als wachtwoord,
geef tegelwippen een kans, kus moeder aarde.

zet elke avond het afval buiten, strijk uit fouten enkel de kreukels,
draai de verrekijker om, zing overvloedige wensen. 

want op een dag zal een robotblafje alles veranderen.


Ariane Vergult

kerk en leven gedicht

achter de deur van een huis in mijn steeg
woont een vrouw in de vouw van haar versleten opklapbed
soms staat ze op
krabt wat verf van de voordeur
lang geleden werd haar een realiteit geserveerd
nu schart ze naar de grondlaag, haar primer

voor haarzelf is ze een vergeten stuk groente
een grillige aardpeer met onverteerbare schil
voor de kameraden brengt ze klaarte
met haar esoterische abstracties

als een mateloos kind heeft ze lief
nooit heeft ze geweten hoe ze dat vertalen kon
ze valt stil als ze beter knuffelen zou

( haar armen krijgt ze niet opwaarts)
door jaren van misverstand hinkelt ze
op de stoep maar ze mist het krijt voor de hemel

ze verwacht een prins
desnoods vermomd als leurder voor ‘kerk en leven’
een grijze muis met dunne trouwring die vraagt:
‘krab ik even met je mee?’


Saskia De Vriese

BEWAARDER

nee, ik heb geen vuurtje nodig
het brandt hier al vaak genoeg
geen aanmaakvloeistof of olie
maar iemand om het hout te sprokkelen
de natte blokken te stapelen aan de kant van de wind

een bewaker van het vuur
die ongeacht het uur steeds kan voorkomen
dat de grote warmte te snel wordt weggeblazen
die zelf stockageruimtes vol zuurstof in zich heeft
en handen aan zijn lijf
de as moet af en toe weer weggeveegd

het vuur soms ook vervoerd
dus iemand die met gemak gloeiende kooltjes kan dragen
ze kan meenemen in een stuk boomschors
of in fijn wit stof

nee, ik heb geen vuurtje nodig
maar een bewaarder van mijn vlammen


***

GESCHIKT

hij blonk uit in sorteren, klasseren
ordenen wat moest
bij voorkeur wat zichtbaar was

ik paste nergens tussen
niet tussen het aanrecht en de tafel
het kastje en de muur

niet voor of achter de gordijnen
mijn foto in geen enkel album
mijn naam nooit goed in zijn mond

tussen zijn lakens
schikte hij mij zo nu en dan
weliswaar stelselmatig, bij voorkeur ongezien
dat maakte hem dan even opgeruimder

maar de ravage in zijn hoofd bleef altijd groter
dan de puinhoop die hij achterliet


Eddy Maes

Stampen

Er klinkt een lied in onze straat,
een lied over dreigende wolven.
Krijgers in maatpak toeteren de wreedste gedachten.
Door wanden van papier galmt het in de huizen.
De vensters gaan open voor een spel met alfadieren.
Versnapering in kluistertijd.

Vooraan rijdt de premier op een poema
met de smaak van vernieling in de muil,
gezadeld met pantsers en obussen.

En plots is de straat jong van kinderen
met schelle trompetten van angst.
Geen slingers, geen wimpels, geen hoedjes.
Bange kijkers tot over de horizon.
Ze stampen de boosheid uit hun schoenen
tot hun oorverdovende vrees
de marsmuziek de hoek om duwt
in een doodlopende straat.

***

Je bent jong

Morgen wenkt als een kerselaar de spreeuwen.
Op luchtvoeten stapt hij op wegen die uit de horizon rollen.
In zijn hoofd een vijver met drijvende dromen,
een bos om in te verdwalen, lippen om te zoenen.

Maar klapwiekende ramen storten drek.
Legers rollen open zoals reuzenvarens.
In een brandlucht komen ze op hem af.
Tanks denderen door de straten en rammen
dwars door een muur van hyacinten.
Uit de woestijn glijdt een verglaasde stad
met in de verte een donzige, watten paddenstoel.

Een gepolijste bodybuilder met ogen als kogelgaten
kruipt uit de modder, prikkeldraad in het haar,
brult in het vaderlands dat hij mee moet komen.

De zon bevriest, de horizon loopt weg.
Hij voelt zich een piepklein vogeltje, net uit het nest.


Anke van Oostveen

Glas

Dat ik naast jou loop langs het lege raam,
het venster is ijsvijverzwart
en op de grens van glas
zie ik mijn gezicht in jouw gezicht
Dat je naast mij – naast jou loopt,
dat wij naast ons lopen

dat jij in je lijf verhuist
ik opschuif – dat het weefsel van het verleden
in een knoopje op je blouse zit
Dat je naast mij steeds meer weerspiegelt,
afgespiegeld
in jezelf gaat lopen

***

Meer zien dan dat

Ik zou het zachte huilen elders moeten horen: op straat,
in een bos, in een verhaal, in mezelf,
in een gerucht van mond tot mond

het zou van buiten moeten komen, een hond die meehuilt
met een sirene. Ik stroop de panty over mijn benen,
het geruis van stof over lijf overstemt
voor een kort moment

ik schuif mijn voeten in hakken en loop twee trappen
naar beneden. ik hoor snikken in zijn ademhaling
de deur kiert, mijn vader zit daar op de rand van hun bed
hij draagt het pak van hun laatste feestje
hij oogt gewond zonder bloed
schuw kijkt hij mij aan

het zwijgen dat hem ontbloot


***

Vermist

de hondenmand weg
een uitgesleten rand in de muur bleef over
ik zonder hond
in het bad huilde ik het water brak

mijn tweede verdwijnzaak blijkt complexer
iemand zegt: ze leeft voort in jou
dus laat ik haar toe in mijn lijf
ze vliegt rondjes in mijn buik tot ik misselijk ben

ik moet haar weer laten sterven
en bedenk hoe ik een insect dood liet gaan
met mijn voet pletten, de adem benemen in water
of een glas zetten
op wat met uitsterven wordt bedreigd

als ik mij aankleed, zit mijn trui binnenstebuiten


Wijnand Raben

Perfect afgeleverd


mijn stiefmoeder baart weer een bastaardkind
dat ze door het turbulente leven sluist
teder aankijkt, verzorgt - al wordt hij verguisd
hij hoopt dat ze geen onwaarheden verzint

uit een blok essenhout moet hij gesneden zijn
licht gekloofd, wel met een stralend gezicht
ze voelt dat het hout goed in haar handen ligt
de rimpels bij de ogen plaatst ze haarfijn

soms zit de ruwheid van de es haar in de weg
waardoor hij niet zo wordt zoals ze wenst
waar haar beitel al die tijd naar heeft gestreefd
hij is naast zijn plek geboren, pure pech


Rob van Gennep

Bruid

op de mooiste dag
metselt ze een muur om zich heen
een neutraal wit witte muur zonder ophaalbrug of venster

een jongeman schildert een ladder van het beste hout
maar zijn hand wordt moe
een oude meester komt aangewaaid op een tapijt
dat de hoogte niet verdraagt

elke avond kijkt ze over de rand of er iemand komt
die een brug bouwt in één nacht

niet

ze wacht
ziet alleen een jongen met beide benen op de grond
ze gooit een touw
vertrouwt dat hij de moed heeft om te blijven

het nageslacht
de neiging te bestaan


***

 

Gisteren

gisteren is zijn dag
een dag die niet meer terugkomt
het terras vol bekende vogels
een enkele vrouw die wangen kleurt

een kastanje die met kaarsen pronkt
de kathedraal
een oudere champagne die charmant een jonger zwaard uitdaagt

in zijn hoofd verhuurt hij kamers aan die mensen
met ramen die naar binnen kijken
er zijn er die veel ruimte vragen er zijn er die passen in een kist
zij vertrekken meestal snel en vrij van schulden

er is een kamer zonder naam of nummer
een besloten club met een vergeten dakterras
daar zit hij tegenwoordig vaak
danst er met de kastanje drinkt champagne met het zwaard


Thomas Eyskens

RESTWARMTE

Het toeval wil dat ik je hier ontmoet terwijl
je ligt te slapen in een blauwe koepeltent.
Je hoofd hangt buiten het zeil te luchten

op de stenen van de stoep, op de hoek
van de straat waar Bertolt Brecht nog
heeft gewoond en steeds begraven ligt.

En als ik naast je hoofd een appel leg,
dan kom je weer tot leven, klaren
je beide ogen helderblauw op.

Het toeval wil dat ik je achterlaat,
dat ik de hoek hier omsla, dat ik even nog
de restwarmte van je blik bewaar.