Christine Van den Hove
Brieven naar Mars
1.
vleermuizen zijn onbeminde vogels
nooit zitten ze op een hand
ze hangen aan dakranden en muren
zweven over markten en straten
van schrik gaan de rechtoplopers lopen
overal naartoe en nergens heen
komen altijd terug naar hun huizen
lijden aan grote en kleine vensters
en nog het meest
aan hun nakomelingen
ze sluiten zich minder op in paren
sommigen zijn dag en nacht alleen
toch komen ze soms in groepen roepen
maar worden dan snel naar binnen geleid
de tijd is niet langer aan de pols
maar wordt afgeteld en vooruitgesteld
met beloften over eten en drinken
en muziek in aanwezigheid van anderen
gaan ze liggen, de ogen gesloten
en kijken steeds weer naar dezelfde film
2.
van alle wezens wanen de rechtoplopers
zich machtig en slim.
over het verborgen leven van vliegers
kruipers en viervoetigen weten ze weinig
dat zij ‘s nachts uit hun schuilplaatsen komen
bijvoorbeeld, en de gebaande wegen gebruiken
de rechtoplopers hebben vele kleuren
de witten zijn het kwetsbaarst
biddend om een steek
ontbloten ze in tempels hun schouders
ze ruiken sterk
want iedere angst heeft een eigen geur
aan hun vensters onderzoeken ze terravorming
berekenen ze de heen-en terugtijd naar onze planeet
in bijlage ampel rapport
maar hier is alvast het besluit
marsvorming is uitvoerbaar.
de chaos is groot, het moment geschikt
(Vrij naar Craig Raine, A Martian Sends A Postcard Home)
***
Faux taxi
er was sprake van het sluiten van grenzen
en nog was ik niet gealarmeerd
rep je, rep je naar huis, schreef iemand
ik wilde me wel reppen, maar over snelheid
had ik geen beslissingsrecht
en ook niet over tussenstops en overstappen
en een metrostaking in Parijs
een lange rij taxichauffeurs, ze droegen maskers
de eerste wilde niet, niet naar het zuiden
het gevaar is daar, zei hij. maar jij wel, jij durfde het aan
jij zou me helpen. vertrouw me maar
kort na het instappen begon het me te dagen
je wees op cijfers in je dashboard
een radiofrequentie, dacht ik, een bedrag, zei jij
je aftershave rook duur
de stad gleed langs de ramen, de mensen leken ver
de cijfers liepen op en ik dacht aan statistieken
en of ik nog in aanmerking kwam
voor ontvoering en verkrachting
of jij me langzaam dood zou laten bloeden
in een garagebox
of iemand losgeld zou betalen
of dit het einde was van een geruisloos leven
een onverdiend welvarend bestaan
of ik ooit nog thuis zou komen
of ik de afwas had gedaan
de rit duurde lang, zolang ze duurde
en toch ook korter dan gevreesd
je bracht me waar ik zijn moest
nam het tienvoudige, liet me gaan |