Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


MEI 2023

Matthias Haeck
Patrick La Chal
Monique Spaans
Amanda Bos
Marije Smits
Petra Sips
Ronny Dynoodt
Feline Anema
Lilian van Ooijen
Jeroen van Wijk
Maud Nass
Wynold Verweij

Matthias Haeck

We hadden bijna
 
We hadden bijna de bloei van de magnolia’s gemist.
 
Die met hun tranige praal, flitswekkend en een weinig droef tegelijk,
de enige bestaansreden intomen van al dat betonnen geweld.
 
Volgens een seizoentraditie komen ze
kortstondig de toestand der dingen noteren.
 
Met miniaturen van altijd wit en klassiek roze,
kleine onbeschreven post-its, alleen amper zichtbaar
tezamen een patroon, weg, gestrooid.
 
Een bad van kleur waarin verschiet, een grillig lentetapijt.
Het weinige van de grote interventies.


 
***

 
 
Modelvliegtuig
 
Als model voor een leven
liggen halve vleugels
en een ontkoppeld richtingsroer
op de zolderkamer.
 
Het ruikt er naar harde lijm
van een, eens uitgevouwen, lange vlucht
naar het vermoeden van de lucht
naar een spanwijdte op grote schaal.
 
Als plan voor een leven
vind ik losse onderdelen, vijzen
die rikketikken in een plastic bakje
tussen stof dat in de hoeken kroop.
 
Ze rollen over elkaar
de kromme tussen de kleine
die ene die nergens past
van nog andere te veel, als overschot gelaten.
 
Ik bouw aan het kleine, voor het grote
ongeacht of het vliegt
of aan de grond genageld blijft.

Patrick La Chal

Wildkleur

Ik ben een stroper met een baard
en begin bij mezelf
ik vil het verschil
mijn vingertoppen wikkel ik in bruin papier
en leg ik minzaam in een hoed
mijn ogen vermaal ik tot kruit
mijn vel wordt aangespannen
tot er licht door schijnt

maar zelfs tot bloed en bot herleid
blijf ik in mezelf gekooid
al verbrijzel ik de appel in mijn keel
brand ik speekselklieren dicht
leg ik armen en benen lam
mijn baard groeit stugger terug
littekens herstellen de orde
het lot vermenigvuldigt zich

ik ben de man jij het konijn

 

***

 

Brusselstraat 93

Ik ben niet van hier
antwoordde oma uitgestreken
bezem in de hand
leunend tegen de deurstijl van haar eengevelwoning

de verdwaalde vrachtwagenchauffeur
herkende het gevoel
want hij was Pools en Polen
ligt ook niet bij de deur

ze stapte in
ik zag ze net de hoek nog omrijden
de elleboog uit het raam van het gevaarte
en daarna nooit meer

sindsdien heb ik een vrachtwagenfobie
en een eengevelwoningfobie
en weet ik niet of je tussen hier
en daar
mag spreken van geluk

 

***


Het netvlies heeft geen pijnreceptoren

Vroeg in de ochtend
verscheen ze voor mijn raam
een schim gelijk zo schuivend traag
en wenkend over heuvels in het laken
van de vrouw naast mij in bed

gehuld in slierten licht
zoals alleen de ochtend kwistig strooit gooit
zij haar rokken af
zoals een ui zichzelf heruitvindt
in steeds witter wit

pas als de vrouw naast mij
het lichaam uitstrekt als een water
haar zacht gekreun de stilte raspt
vervolgt zij achteloos haar weg
in westelijke zin

ik kus mijn bijna allerliefste op de mond
de vlekken in mijn blik merkt zij intussen
op of misschien niet

 

Monique Spaans

kogel

ik was de eerste kanonsdochter
de eerste die afgevuurd werd

een uitvinding van vader, opgegroeid in het circus
bij een proefvlucht brak hij zijn been

zijn geloof in het vangnet
was groter dan zijn geloof in God
(met God kun je geen afspraken maken)

ik zit op de rand, strak in het tricot
laat mijn onschuldige benen in de loop zakken
tromgeroffel als ik in het gat verdwijn

dan, met een oorverdovende knal
word ik afgeschoten en beland
dertig meter verderop in de touwen

alles draait
het publiek uitzinnig
aan de hemel een kudde schapen


Amanda Bos

Bij ons is het troebel

hier is geschiedenis overwegend blauw met wat roest
dichtgroen van bossen onder een appartementsblok in
de stad kolenzwart van industriële revoluties en de meid
die in de markthal vecht voor het minst bedorven stukje vlees
zwart blijft als het om haar heen rood kleurt
 
en rot geurt zoals nog altijd bij de beenhouwer
het aroma van hardwerkend kinderzweet zijn we vergeten
vandaag zijn we allemaal regenboog onzeker
of snoepjeskleuren altijd zoet zijn 
precies hier verspreid ik de geur van grijze steen 


Marije Smits

het vege lijf

het is zover, de waterleiding en de
centrale verwarming ervaar ik als natuur
de grijze ochtend het spul waar
alles van gemaakt is

de kat versta ik beter dan de mensen die
langslopen het is zover
deze kracht wil ik betasten, ik wil
met mijn voeten in losse aarde staan

het is zover, als ik de deur uitga ontmoet ik
de persoon aan wie ik gisteren dacht
ik zeg haar voorzichtig goedendag

alle puntjes van haar haar hebben een andere
kleur en vallen als een stola om haar hals
ze zegt
het is zover
vergeet niet te dansen
doe je kniebeschermers af voordat
het dunne rode elastiek in je huid groeit
zet je voeten in het donker
vol plat op de grond

de ruimte die ik inneem is groter dan het ongemak
dit wordt niet opgemerkt
dan herinner ik me mijn noodzakelijke onhandigheid
en zet de roze en bruine bril op mijn hoofd
zonder keuzeknop

wie ik geweest ben draag ik trots, het is zover
ik ontzie mezelf, waan me edelmoedig
als ik dan verdorren zou dan vertraagd
zij zwaait haar witte vlag
het is zover


Petra Sips

AMFOOR

zij laat zich vallen
is te zwaar
zweeft niet

ik raap op
scherven schrijnen
binnenwands

wat ondraaglijk is
wordt vloeibaar

zuinig druppelt
lood per lood
als glas voor het stolt

blaas tot vaas en
bottel haar


Ronny Dynoodt

Vergeten goden
 
De muzen zijn niet meer wat ze waren
De mensen kennen hun goden niet meer
Ze bidden maar raak met windmolens en ratelaars
Hangen in gordijnen
En schreeuwen om spelen in de woestijn
Niemand brandt nog kaarsen in de kerk of op de knieën voor een zerk
Rachel weent om de kinderen van Bethlehem
Haar ziel getransformeerd tot app
Haar brein tot een lap levercirrose
De geest verziekt, verdorven, verbrand
O goden stuur ons uw Gezanten:
Voetballers of Muzikanten

 

Feline Anema

Kwezelkwalp

in Heel het hoofd hoereert de herrie
in Kwezelkwalp en drensdunkderrie

Gedachtendrab is kwakelkwekkig
m’n Kop daar klopt de kolp hardnekkig

het Hart dat hakt en prakt en prekelt
en prijgend dat geheister hekelt

de Onderbuik die braakt de broddel
van Wappiewauwel-brol en roddel

Zo wlatend vol van wrante wrevel
Simmert wreed de kulk en krevel

hoe Welig tiert het hoofd haar herrie
in Kwezelkwalp en drensdunkderrie


Lilian van Ooijen

DYNAMO

op een dag dimde jouw licht
een schaduw

onder mijn huid
groeiden zandkastelen met hoge plafonds

wanneer je zacht praatte
losten je woorden op
in kale muren zag ik jou

tetris spelen
je liet L-blokken vallen naar mijn naam

tarot had het antwoord
de tien van zwaarden
een schildknaap

gooide yahtzee met de tijd
sissende zwanen gaven me de joker

ik plaatste wielen onder vastgeroeste gedachten
zocht naar wrijfvuurkracht in uitdovende kaarsen

je werd de dynamo op mijn fiets
als een apporterende hond zou je
mijn pedalen logen niet


Jeroen van Wijk

Toorn in het oog
Je ruikt een oude vete in de kamer
neusgat adem meurend tussen glazen
er briest een rilling door je nek


Stapsgewijs voel je de spanning laden
lenzen die zich nauwen
tongen die zich scherpen
zo lang behouden in het blok


Het is als koken in reflecties:
woorden snijden tot het bot,
duwen tot de stroom begeeft
zout in wonden blijven strooien
tot het weer vanzelf geneest

 

Maud Nass

zonder punt

we bevinden ons hier in de situatie dat de punt zich
hopelijk tijdelijk
heeft teruggetrokken uit de tekst

er is een kort en vlot intern beraad geweest
en er is vastgesteld dat er voorlopig
heel wat kan worden opgelost met de regels
waar dit document ruimte voor biedt

tegenvaller is dat het vraagteken en uitroepteken
zich ook afzijdig moeten houden omdat
de punt een essentieel deel van hun karakter uitmaakt
de komma twijfelt nog


Wynold Verweij

De linkerhand

steeds meer scheuren en verzakkingen
doen vermoeden dat mijn lichaam binnenkort
wordt verzegeld en dichtgetimmerd

hoop is gevestigd op mijn linkerhand
waarmee ik eet en vrienden vlooi
de vertrouwde hand die muziek
neervlijt op de ademende onderbuik

de aanraking laat versmelten
met melodieën die vloeiend
door mijn vingers sijpelen

naar nog juist bewoonbare lichaamsdelen