Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


APRIL 2023

Roswitha Verniers
Mandy M.Eggerding
Bart Heyvaert
Isabelle Vloeberghs
Eddy Maes
Cecile Vanhoutte
Joost van Gijzen
Lieke Gorter
Annika Cannaerts
Johan Clarysse

Roswitha Verniers

Terug

We vielen als een avond in
een park met livemuziek en
vingen elkaar op een set waar
oude sterren speelden.

Draaiend rond mijn put en
balancerend op je muren
dansten we onszelf een weg
een brug, een trap, een torenklok
een slag terug, omhoog.

Jij klom op het voetstuk van
het beeld dat ik wou kussen
ik lag op je lippen als
een wens die zich bij nacht
in een fontein laat werpen.

We kwamen niet zo ver die keer.

Mandy M.Eggerding

HOE IK NIET THUISKWAM

Dat ik een dier was en vlerken zocht
in ijskoud water maar later groeide tot een fik

over droog grasland koud klein vuur stookte
tot overmacht en niemand maar dan ook niemand zag

hoe ik niet thuiskwam, geen haard zich vuriger blies
dan ik in opgetrokken dekens

 

Bart Heyvaert

Daar hang ik aan de wand
kijkend naar mijn leven

Een echtgenote poetst niet meer
het stof dat ik vergaar

Als mensen mij voorbijgaan
staar ik zielloos voor me uit

Maar 's nachts als ik alleen ben
oefen ik mijn schaterlach

Dan breek ik uit mijn kader
mors een verfspat op de muur

Scheur het doek dat mij beknelt
de dwangbuis die me wurgt

Een monochroom stilleven
contrasteer ik nu met kleur

Monotoon spreek ik tegen
met jou fluisterend naast mij


Isabelle Vloeberghs

Genocide Rwanda (1994)

doelloos drijven de boten van de Kivu
draden door de waternacht
waar wordt nog mijn naam genoemd
de fakkel in mijn hoofd gevoed?

mals van evenaar en bloesemwoud
dekt de lucht de avondvogels toe
zalft gekwetste vleugels en koestert
het goud in eierloze nesten

stemmen druppelen uit de boten
groeien in kringen en zinken in vuur
wedergeboorte van heksen en slangen
verhult de strijd in avondwake

het middenrif drukt
het hart gonst
vermengt zoutkristal
met bloed van de zon

 

***

 

ze hebben mijn vader geslagen
dat durft niemand
de grootste de sterkste is hij
in zijn knieholte kan ik schuilen

ze hebben mijn vader geslagen
met stok en knuppel, zijn reuzenhanden
als dode vogels op zijn rug
zijn blik in verre koningshuizen

bij verre grootvaders
met smalle gezichten
hij drinkt de melk en streelt
de kralenscepter

papyrus trilt
mijn vader wankelt
laat onze wortels sidderen
nooit valt deze prins


Eddy Maes

Ik ben omdat wij zijn*

Komt het ooit goed tussen ons?
De eeuwen die we niet geboren waren,
zitten als een teek onder ons vel.

Onze vaders, meester en slaaf.
Onze god, witte rokken persten hem in je hoofd
tot je door de knieën ging.
Je land, mort dans le ventre.

Onze gulheid, met camera in de hand,
houdt het water tot onder je lippen.
De rijke aders onder je voeten
liggen open en geuren naar kruitdamp.

Je wil niet langer zingen zonder horizon
maar als een goudmerel nestelen
aan de oevers van de Congostroom,
verscholen voor de krokodillen.

Leugens en geweld gloeien na als houtskool,
bitter en brandend, verschroeid
schuilen we onder de korst van de wonde,
dolen in donkere hoeken.

* Ubuntu, of Ik ben omdat wij zijn is een traditioneel filosofisch concept uit Zuidelijk Afrika.Een mens kan alleen gelukkig zijn als anderen dat ook zijn en zo zijn we allemaal met elkaar verbonden.

 

***

 

Enkele reis

Gieren cirkelen boven koppige jongeren die
in de voetsporen stappen van hun verre verre voorouders.

Rechtop en vrij verlieten die als oermens
het Afrikaanse continent en trokken een spoor
zoals everzwijnen op zoek naar eikels.
De tijd roerde in de mengkom van rolstenen
uit de stromen die het Avondland doorkruisten,
knipte de navelstreng door en wiste het spoor.
Tot piraten en slavendrijvers het licht zagen.
De roof op het moedercontinent ingezet.

Op zoek naar thuis geroofde vruchten
vertrekken koppige jongeren naar koele, ruwe horizonten.
Hun blik, een landkaart opgevouwen in
een smartphone, van grenspaal tot grenspaal.
Lege magen trotseren onverzadigbare zeeën,
de woestijnwals van schroeiend zand en barre vrieskou,
botsen op prikkeldraad.
Enkele reis, geen weg terug.

De gieren zijn meesters in het gruizelen van visioenen.
Een enkele ontsnapt aan hun greep.

 

***

 

Retour

Kippen schieten verschrikt weg
als hij opduikt uit de afvalberg.
Papa Plastique.

Hij danst in de stoffige straten
als een bezweerder,
een petflessen monster.

Zijn afvalweb omstrengelt de stad.
Met een lijmstok vol mooie praatjes
trek hij de dorstigen naar zijn illusoire bron.

Les Hommes Canettes dansen er
hun metallieke soukous
op muziek uit versleten toetsenborden.
Digitale tonen prikkelen rubberen benen.

Les Congolais aiment danser.

Als een rattenvanger loodst hij de jolige karavaan
naar de terrils van grenzeloos gewin.
Retour met statiegeld van geroofde mineralen.

Papa Plastique plant er zijn bâton magique.

Cecile Vanhoutte

Ze
 
hoe ze prevelen met hun ogen
zonder klinkers zuchten
met verbaasde mond gezichten zeggen
of letters dreggen
uit de trage stroom van praten

hoe ze dansen vol schouders
en schuifelvoeten
tot het staccato van hun adem alleen nog
een bewegen door hun benen jaagt

hoe ze de uren peulen in hun schoot
met verkrampte vingers
de schemer uit hun knieën wrijven
in lapjesstof en wol
de klank van kinderstemmen
smoren

hoe ze worden gewandeld en gedacht
toonloos bevragen
wie planmatig door hun dagen loopt
verbeten niet meer te weten
van wie de hand
op hun hand
de fluister in hun haar
 
hoe ze zichzelf uitwuiven
zonder weg te gaan
dapper rechtop gaan staan
maar de woorden vergeten te nemen

Joost van Gijzen

GOOCHELAAR

The foot bone connected to the heel bone -

anatomisch heeft de ander geen geheimen,
de arm is geen onthulling na de hand. Misschien

dat dat het ogenblik voordat je naakt bent meer
intiem maakt. Het intro van ons favoriete nummer,

in weer een ander arrangement. En steeds de hoop
dat ook het einde niet verrast, we kunnen zeggen:

"Ja, dat is mijn kaart", geheel zoals verwacht,
en het toch voelt als een wonder, of op zijn minst

een goede truc.


Lieke Gorter

Opengebroken

Ik word wakker met vier letters in m’n mond, kraaien
bij het klapperende raam en niemand die de deur op het slot

iedereen kan naast me kruipen en wit vlees bestellen
of buren spotten door de opengekrabde muren, niks is hier meer

een vloer heeft een maximum capaciteit ook de zomer
en de letters in het alfabet die ons

door de sliert van onmogelijke woorden samenpersten tot implosie
herinnering krakende sneeuwbal, herinnering gesmolten ijs

snacken tot mijn maximum capaciteit, uit voegen barsten. Raam
is een woord om door te kijken verder dan mijn bed vallen

in vergeten cactussen, in warrig handschrift, in dozen, geen oud karton
is voor recyclebare mensen die niet los kunnen laten wat niet verder wil. Dood

is ook een woord om door te kijken naar zwarte mogelijkheden op een schaakbord
maar paarden trappen me terug tot een vloer, toch een vloer

vlakken die iemands plafond blijken te zijn maar jij hebt geen plafond
jij woont nu buiten mij verder dan de kraaien, verder dan

het lekken van een ijsje op de stoeptegels, jouw mouw langs een mond
de opengebroken straat die begint te krimpen tot een eindstation waar

iemand anders staat

 

***



Nacht vol wespen

hoe het litteken in mijn nek
de huid oplicht
in een donkere nacht
vol wespen het nest
zoemt in de kamer en overstemt
de goals op televisie
iemand opent een blikje testosteron
buiken vol meningen groeien
ik zwijg en kijk
elke centimeter huis bedekt
met meubels om te kunnen veranderen
in een nieuwe jij
alleen het jute tapijt stemt grijs
herinneringen vinden een plek altijd
om zich te nestelen
zeven verhuizingen lang
de muffe geur van een opslagplaats
met mijn vingers tik ik
als een mattenklopper tegen mijn slaap
waar zwart sluimert
manieren om het gevlochten touw
te knopen

dat je struikelt
dat sneeuw dwarrelt op het scherm
of deuren kraken
hoe zuig je een angel uit je eigen nek

 

Annika Cannaerts

Raam

Een meisje tekent ogen op het bewasemde raam
wikkelt haar hoofd in glasgordijnen
spreekt in tongen tegen haar poppen

schaduwen sissen, stoelen bewegen langzaam
aan tafel roepen ze luid zonder woorden
zo hard zwijgen ze dat het tl-licht boven de tafel flikkert

het meisje krabt aan de korstjes
op haar knie, graaft met een mes en een vork
een tunnel in de puree


Johan Clarysse

Breuklijn

We dachten aan iets wat nog geen vorm
en woorden had, roeiden zonder riemen
wisten wij beter.

Een verzinsel waren we, je stilte
het zwijgen van een ondergesneeuwd plein.

Als een koude oorlogsherinnering
gleed je uit mijn aandacht weg
en toch ben je er nog

als je voorbij fietst vermomd als vreemdeling
als ik de paaslelies in mijn tuin met je vingers verwar.

Gisteren zag ik je in de aarde woelen, praten
tegen de kat, kijken in de spiegel die ik voor je was.

Je kwam de kamer binnen
als een raam waaruit het uitzicht is verdwenen.
Telkens je terugkwam was je verder weg.

 

***


Doodgewoon

Zolang de voorraad strekt
blijf ik buiten schot
en word ik niet genekt.

Je reist mee in de zijzak van mijn jas
in de bodem van mijn koffer.
Altijd gelijk heb jij, inspraak
brengt je van je stuk.

Ach, ik kan je verleiden, te vriend houden
omzeilen als in een wereldreis, ik geef
je een hese stem in een gedicht.
Of ik vergeef je, noem je
zelfs een nieuw begin.

Dank zij jou bestorm ik de hemel,
scherp ik mijn zinnen, ontwaar ik
in de loop van mijn luide jaren
licht in rotzooi, een mens, een
notendop. Reik ik naar wat mij overspant.

Als ik er klaar voor ben
wek ik je tot leven.

***

Schaduw

Ik sleep mijn schaduw
als een koffer achter me aan
en vraag hem naar zijn naam.

Hij zwijgt als de dood.
Alsof hij zich schaamt
voor wat hij mij ooit
heeft aangedaan.

Tot jij de kamer binnenkomt
licht over me heen buigt
hem opnieuw tot leven wekt
hij uit zijn vorm groeit
en in een vingerknip
een klapwiekende vlek wordt
die neerstrijkt
tussen onze armen.