Lies Verstraete
boottocht naar ijskappen
probeer eens onder water een koprol te maken
en daarbij te ademen
watermensen zijn als groene palingen
die landinwaartse trektochten plannen
zich goed voelen op mosselbanken
jij danst met mij op ingehouden adem
we hadden onszelf naar het oppervlak kunnen hijsen
wind in de juiste zeilen
de zeespiegel doorbreken
je in een luchtbel verschuilen
er zelf bij in kruipen
pas toen ik het probeerde
spatten we uiteen, ik stelde nog voor
samen een boottocht naar ijskappen maken
zuurstof uit lucht breken, zwavelstokjes zwenken
kreuken uit het ijs trekken, ‘t is glad
waar verdriet bevriest
***
sprookje
laat me nog even in je leven zinken, laat me
je handen zien, ik wou dat ik zo klein was
dat ik op je palm kon passen
hazen liggen van angst verlamd in de rozentuin
ik had ze moeten begraven, dan zouden vallende sterren
opnieuw toestaan te wensen
een wolk zou lucht lekken
leeglopen
ik wil dat je mijn teenkussens schoonlikt
zout zweet is niets anders dan afvallig verlangen
tot het leven te behoren
de belofte van een spinnenwiel, en
nog honderd jaar
***
wanneer onbezonnen voorbij is
als het bedrog in de ogen prikt
en we opnieuw moeten leren bewegen
– tenen op zand leggen, oren rond vingers –
vind ik een reddingsschelp in het ruisen van de zee
golven
surfen we over drooggelegde zandbanken
als zeehonden zonlicht op onze gladgeschoren huid verlangen
laten we ten alle tijde mooi blijven, laten we
een meeuwenpoot uit onze ooghoeken wrijven
ons nest beschermen
verder eierloze kinderen baren
het zogen heeft hen niet grootgebracht
een meisje aan moedershand vraagt zich af
waarom alles bij het ouder worden gaat hangen:
appelbuiken, luchtplanten, knuffelberen, rimpelborsten, affectie
ik kneed dijen
je gezicht wringt een lach uit plasticine
probeer bovenal mooi te blijven
|