Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


APRIL 2020

Tomas Bruyland
Hedwig Du Jardin

Senne Bogaerts
Bert Struyvé
Frederik Bosmans

Tomas Bruyland

Dag

Met een slome hink-stap-sprong 
tuimelde de knoop in mijn maag.
Jij zei droogweg dag en tot ziens.
Mijn uitgestrekte armen vol dwaze beloftes 
verslensten als 2 vallende sterren.

De voordeur klikte,
jouw rode auto startte.
De keukenkraan tikte het vertrouwde wijsje.

Misschien bel ik morgen eindelijk de loodgieter.

 

***

 

koffie

ons zeurpietje fluit elke ochtend haar liedje
op het ritme van de opkomende zon
op het ritme van haar schattige staartjes

haar wijsneus groeit niet van het liegen
en drie dagen in die vis zal ook niet helpen

wij ploeteren dapper door
en drinken sloten koffie als strohalm 
vader-moeder wordt synoniem voor broer-zus
zeurpietjes fluiten geen erotische wijsjes

 

Hedwig Du Jardin

te laat

op dat eiland in die zuiderzon
werd ik plots als lichte regen, als het geluid
van vingers glijdend over de rand
van een glas, zingend kristal

het leek op heel stil bewegen, een ietsje
draaien en dan kantelen, onverwachts  
mild als glimmen, als een papieren lantaarn
drijvend op water

terwijl ik gewoon aan de bushalte stond, alleen
met een wildvreemde man 
die breeduit zijn lied voor me zong

en ik week werd als was
ik in zijn handen

tot de bus er aan kwam, zoveel te laat

 

***

 

woorden hebben

we hebben enkel nog woorden
ze verslijten zoals wij,
worden dun aan de ellebogen,
lopen leeg door de losse mazen
tot ze niets meer zeggen

aan een sleets hemd kan ik nog
korte mouwen knippen, luchtig, 
zoals in een stroef gesprek toch
wind kan waaien door holle woorden

maar zelfs onschuldig beginnen ze
verkeerd te vallen, blijven zeuren
als de tong waarop ik beet

gaandeweg snijden we ons
aan de woorden die we braken
we leren ze werpen als messen,

scherpen om te splijten, een bijl
die botweg klieft wat samenklonk

geen goed woord voor elkaar
houden we over


Senne Bogaerts

vervlogen
 
ik zie jouw olijfogen en zeg niets over jouw krollen de bloemen op je blouse of waar je wipneus
naartoe wijst
ik vraag niets over je vader
ik overmeester geen vier vuillakken met bivakmutsen
ik koop geen lelies geen zinnia’s of zonnebloemen
 
ik ruik alleen jouw geur die ook al bestaat zij uit
zitzweet en plastic maaltijden nog steeds proeft als
kastanjes op de kachel
 
 

***

 

Hoe jouw tong naar echte champagne proeft
 
Ik zie hoe jij chocoladecake snijdt in mijn handen
Hoe wij een tango en een foxtrot dansen en voornamelijk met grootmoeders
Bezig zijn hoe jouw tong naar echte champagne proeft
En af en toe nog steeds geen tijd heeft voor mij
 
Ik weet hoe ik ja zeg en hoe jij
Dat ook zal doen en ruik het rubber
Van ballonnen in de lucht en confetti
Op het water ik ken de woorden van
Someone to watch over me en zing ze
Voor iedereen maar kijk naar de aders in het wit van jouw ogen
 
Ik heb de gouden cirkel met niet-getraumatiseerd karaat al gekocht
En loop er dagen mee rond uit schrik hem niet te weten liggen
Mijn moeder heeft de orchideeën, lelies en zonnebloemen uitgekozen
Mijn vader zal met dubbele tong en zicht en gehalveerde eigenwaarde speechen
Maar jij zal daar en in praal zijn zoals ik
 
Heb gedroomd over onze kleine vervuilers met hun blauwe ogen
En zwarte krullen net iets lichter dan jij en ietwat donkerder dan ik
 
moest ik ooit willen trouwen
en moest jij dat niet met hem willen.

Bert Struyvé

je schrikt niet wakker
als een droom uit de kom schiet
of als een lachspiegel vergaat

terwijl aan de overzijde van het meer
de accordeon met de gebogen ellenboog
een wals laat golven
naar hier

je springt niet met een schok rechtop
als iets je spieren uit zijn verband rukt, zuurstof
uit je mond laat morsen, als iets de luchtplaats afsluit
voor ijsberende voeten

de geoloog in ons weet wel raad met hard gesteente
maar een archeoloog pelt liever herinneringen
met punttroffel en penseel


Frederik Bosmans

VLUCHTROUTE 

Alles doen wij voor het laatst.
De trap komt ons niet meer tegemoet.
Op een halve dag staat het huis leeg. 
Eindelijk volstaat een kamer.

Het licht blijft vaal aan op de gang vannacht,
Op de gang moet het aanblijven, aan.

Was dat het plan, alvast

een lijn trekken op het behang
erover springen, eigennamen nemen als vluchtpunt
buikslapen op een model in een motel naast de Lincoln Highway om half vier 
’s namiddags.        

Alles voor het eerst zijn en overal 
voor het eerst tegelijk een ander zijn.