|
MAART 2020
Eddy Steenvoorden
Bart Verstraete
Jan-Paul Rosenberg
Ilse Van Eepoel
Vera Steenput
Fred Dassen
Sandra Roobaert
Gerard Scharn |
Eddy Steenvoorden
Dubbel glas
zo’n zon die langzaam in het sop zakt
en die zeehond op het wad
huilend om z’n moeder
vooruit, ontroerend
maar liever puf ik na het fietsen met wind tegen
hier nog even uit
in gezelschap van prins duisternis die
vallend
de spelregels van het kijken verandert
van raam een dijk maakt die zeezwart
en kunstlicht zowel scheidt
als mengt
het strandpaviljoen buiten zijn
hardhouten oevers laat treden -
op een doek van dubbel glas
snijdt een blinkend schip geruisloos
door golven warme chocola met slagroom
een bar vol bier en droge wijn
door stoelen aan het roer van tafels op drift
de deur naar binnenstebuiten
een gewichtloze serveerster wandelt tussen knikkende boeien
door mij weg van mij
vraagt of alles zo naar wens is
ik open de patrijspoort in mijn borst |
Bart Verstraete
Opening
de straat van gezaagde kasseien gaat open
een tricolore lint, tomatensoep en een rode burgemeester
alle neuzen in zijn richting
dat dames met hakken niets hoeven te vrezen
nu we niet langer worden aangegaapt
door buizen en door gaten
onder nieuwe verlichting is het veilig slapen
straks schuifelen gemengde talen in fijn zand
keuren erfgoed met hun voeten
vinden achter elke steen een korrel
uit een pas hersteld verleden
ik open de voordeur
schud de straat uit mijn voegen
en werk keihard aan morgen
***
Kantelpunt
we hollen blootsvoets naar de eerste hittegolf
opgewekt voor de tijd van het jaar slaan we ledematen uit
schudden het regenseizoen van onze rug, borst vooruit
armen als molenwieken in de voorjaarslucht
zo springen we op tegen stijgend statistiekgeweld
knieën geplooid in een zure zee van vijfendertig graden
de golf deelt mokerslagen uit, hoofd in de nek
mond wijd open trekken we ons schuimbekkend terug
als hagedissen met verschroeide poten
waggelen we de zon van ons af
|
Jan-Paul Rosenberg
Wat deels onzichtbaar is en toch bestaat
Men stierf jonger, in die tijd, want jaren gingen sneller;
tag rondom de nek, chip in de ziel en in het hart
steeds weer die roos als pijngrens tussen hoop
en vrees. Hier brandt de hemel, verderop
nemen sterrenbeelden hun posities in
boven de wolken drijft een maan van bloed
en uit de avond groeit een hongerende storm
met kronkelende regenbogen, lied
dat uitdijt in het niets, je stem
die wulps tegen de mijne drukt, ik ben de worm
het raadsel in het vruchtvlees van je schoot, een droom
die diep in mij een hoger leven openstoot.
***
Reservaat
De wolken een karkas van leeggebombardeerde dromen
een taal, op drift geraakt als licht waar (ieder uur opnieuw)
de tijd verdrinkt, een slaap, de mens erin
met opgevouwen vleugels, losse tand
in de perfecte lach, vogel die zijn lied morst op een graf.
De maan is deze nacht van glas en kil
als binnenzijden van de krijtlijn op de plaats delict, zo
halverwege overleven en geluk dat onbereisbaar is en net als God slechts
zichtbaar als een vingertop die ons als knikkers in ons eigen donker mikt.
|
Ilse Van Eepoel
KREUKVRIJ
Zij tornen zich los, zetten
de schaar in het geknipte licht
voor een leven lang gelukkig
Een jurk wordt snel te krap
Maar ze geven zich niet over
aan het lege draaien
het trage zoemen in kadans
Zij blijven in balans
Als uitgetrouwde bruiden
weten zij precies
hoe wild een wief kan zijn
witter dan wit in de ochtend
Dan sluipen zij hun huizen uit
Ver van was- en leefmachine
spoelen zij de bleke plooien
en het slijten uit hun rok
|
Vera Steenput
Ban
Een vader loopt door de straat
en alle huizen zijn gelijk
met precies dezelfde ramen
op precies dezelfde plek
en precies dezelfde voordeur.
Van één voordeur heeft zij de sleutel
afgepakt, zij dat is het zwarte hart,
zijn vroegere godin, nu wraak en vloek.
Ze wou zaad, ze wou geld
en toen sloot ze de deur
met woorden.
Achter de witte gordijnen aan de overkant
beweegt zijn bloed.
Hij kijkt, de vuisten diep gebald.
Hij kan alleen maar denken
aan de dag
dat zijn zoon
vader wordt.
|
Fred Dassen
Park
Ik dacht aan mijn moeder
toen een moeder in het park,
afgeleid door een berichtje,
de kinderwagen losliet
misschien was ze geschrokken
misschien wist ze het
even niet meer.
|
Sandra Roobaert
Groepsdynamica met vrouw
Bar La Rencontre, druk, de tafel vol.
Zowel op links als rechts
praten ze van haar weg.
Ze zwijgt te lang.
De zin die ze toch waagt plonst
naar de bodem van de woordenvijver.
Ze ziet het web zich spannen tussen monden.
Elk drankje elke slok verknoopt.
Haar volle glas onaangeroerd.
Ze denkt zich klem.
De tafelpoot treft net weer haar
tussen de benen.
Doorzichtig, alleen zij.
Vitrinekast vol meuk.
Vierkante vrouw.
Ze neemt een pen, een bierviltje, ze krabbelt.
Ze schuift het ongemerkt door het rumoer heen
naar hem toe. Oeverloze gok.
***
crones
vanaf nu gaan we reizen
geliefde na geliefde zullen wij aanmeren
weer uitvaren wanneer armen zwaar worden
en keukenkastjes vol raken
kinderen zullen minder kunnen rekenen op sleeptouw
en vooralsnog blijven wij bewust kleinkinderloos
aan lege tafels zullen wij koffie drinken bij zonsopgang
en onszelf meer dan gelukkig prijzen
onze handen zullen dwalen over eigen lijf en meesterschap erkennen
wij mogen zomaar blauwe tentgewaden dragen onze haren bijpassend kleuren
of nog even oude meisjes spelen in onze smalste heupen
wij weigeren wat ons beduimelt
wij vinden onszelf nog een keer uit zonder dat iemand het vraagt
en is de vriezer leeg dan eten wij buitenshuis
zonder schat en met gestifte lippen
de kleur afgestemd op onze hoed
of geheel en al blootshoofds
|
Gerard Scharn
dierenparkje
een man zit op een bank
een kind voert eenden een pauw pronkt
hangbuikzwijntjes wroeten in de grond
een klok slaat twaalf een hond slaat aan
een moeder roept haar kind
een moeder roept haar kind, ik hoor haar stem
wanneer ik slaap, wanneer ik waak wanneer ik schreeuw
om stilte, wanneer ik mijn ogen sluit zie ik steeds
dat ene kind dat eenden voert en dan niet meer
|
|