Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


JUNI 2019


Annelies Van Dyck
Patrick de Saint Jean
Koen Vlerick
Steven Van Der Heyden
Bart Verstraete
Sandra Roobaert
Hedwig Du Jardin
Frank Van Den Houte

Annelies Van Dyck

Thuiskomst
 
De dag is gekomen dat ik naar binnen moet.

Mijn hoofd, het portaal, vertoont mos
op de gedachten. De deur zit klem,
het schriklicht hapert,
de pijn groeit door het sleutelgat.

Behoedzaam betreed ik mijn hals, mijn romp.
Ik open de rolluiken van mijn angst.
Mijn adem verlicht met moeite de gang,
door kieren stroomt de warmte weg.

Ik ril maar blijf, dicht mijn wanden,
voeg de tegels in van het verleden.
Kamer na kamer ontdoe ik van behang.
Ik zal boenen tot ik woning word. 

Patrick de Saint Jean

De bus

Wanneer komt mijn arm terug
vraagt ze
morgen zou wel eens kunnen 
kom laten we naar de bushalte gaan 
ja ik denk dat je arm de bus neemt 
of liftend wie weet je arm op en neer
langs de autostrade hij moet dan wel
oppassen tegenwoordig moet je voorzichtig
niet met de eerste de beste die je 
aan de arm trekt België staat bekend om
zijn chocolade en pedofielen die zich
wat graag door een afgerukte kinderarm
of erger nog een gek die met een legaal 
werkgelegenheid creërend geweer
je hand tot moes stel je voor arm kind
dat uit de bus een stompje moederziel we
mogen er niet aan denken kom leg je
arm maar lastig om me heen dan breng ik je
naar het Noordstation daar vraag je het 
nog eens

 

***

 

Maat voor niets

Ik ben een maat voor niets
en toen was jij daar
om het tegendeel te bewijzen
we leefden van het kan
niet op
de kinderen kwamen
de honden renden
voorbij naar hun graf in de tuin
de bomen braken
in het vuur van de haard
de kleur vertrok sluiks 
uit je haar
en kinderstemmen stierven
uit de megafoon
van de ijzermarchant
tot de straat leeg
het huis stil
het zwijgen
tot alles 
een maat voor niets

ik was een maat te klein
fluister je niet
ik knik
ik weet het niet

 

Koen Vlerick

EEN ENGEL MET TATTOOS - 7 seconden: 3/7
 

1 seconde
Sorry 1 lichtjaar de smaak van haar knie
 
Bis bis
1 lichtjaar de smaak van haar knie
 
Terwijl iemand vraagt is er leven op Pluto
En een vogel voorbij vensterglas vliegt

Terwijl iemand de kastelein van de kosmos zoekt
Met verrekijker en microscoop

Terwijl iemand aardappelen oogst
En het snot in je neus je verveelt als een onmeetbaar getal pi
  
Zij reinigt je voeg met zeep en sop
Zij boent je balspel met stick met een morsdoekje
 
Kijk op haar rechterschouder
Kijk een dromenvanger

Steven Van Der Heyden

Anorexia

ik beraam een aanslag op mezelf
verdwijnen doe ik in volle zicht
verdoof de schreeuw die in me woont,
graaf hem in als een verstekeling
in de blinde hoeken van dit hoopje botten,
kaal geschraapt tot breekbare schets
die in eigen vingers snijdt.

de weerhaken in mijn buik
trekken steeds breder wordende cirkels om mijn honger.
een roofdier dat niet tot rust komt
voor het laatste gewicht is afgeworpen.
geen vorm die zich leeg genoeg kan maken.

 

Bart Verstraete

D20

sla links af en ga verder over de rotonde zegt ze
ik strek me zoals het hert dat uit een driehoek springt

volg over veertien kilometer koeien met mokka uniformen
tot Isle en Barrois, daar schenkt de warme bakker koffie met melk
zijn vrouw geeft de klanten twee kussen

het wegdek splitst koolzaadvelden in gele golven
neem de flauwe bocht naar rechts, haar stem klinkt zoutloos
daarna bestemming bereikt

ik hoor dat ze hier nooit is geweest

 

***

 


Three Sisters

vanop een stoel klap ik vergezichten open
een archipel van witte stranden, buffelkuddes in de savanne
bergkammen in een ruwe staat
en telkens vraagt Microsoft of ik het leuk vind

vandaag verschijnen Schotse zussen
lonkend op een bed van keien, kabbelwater langs hun tenen
ik klik op leuk en leg me tussen hun toppen bij een meer
kijk naar het dal met zicht op kale dijen
en weet dat het de laatste keer zou kunnen zijn

dat ze me wakker houden tot ze verdwijnen
achter een zonsondergang
dagenlang


Sandra Roobaert

C O N N E C T



toen het gebeurde
lag ze al eeuwen in een wad
haar gezicht net onder het oppervlak
haar neus vol modder

haar vingers – voelde ze
verlengden zich tot luchtwortels
de luchtwortels tot bomen
een rilling later bekroop het kroos haar armen

toen waagden de koeten het
zich af te zetten en
onverstoorbaar over haar heen te glijden
toeterend als boten die vertrek aankondigen

de kikkers met bellen om de mond
de wilde paarden in de verte baarde zij
de zon een rukkende ballon
het touwtje voelbaar in haar navel

voortschrijdend landschap werd ze
toen gedachten vliezen kregen
schubben stengels bladgroen
haar hartslag zich vermengde met de schrille roep
van iets wat overvloog
klapwiekend

 

Hedwig Du Jardin

De zon

De zon is niet luid,
de zon is niet koud als de keuken,
niet hard als het formica tafelblad, de formica stoelen.
Als ik opsta snerpen de verchroomde poten over de tegelvloer.
Het geluid weerkaatst tegen de muren, de ruiten,
galmt in mijn oren.

De zon is buiten,
de zon verwarmt moeder in de rode relax,
hij wordt roze, zij wordt bruin.
Moeder ligt stil te stralen.
Ik hou een mager, wit armpje
tegen haar warme, gebruinde arm.

Ik wou dat ik moeders armen had.
Ik kom nog zon te kort.

 

***

 

God is dood

Mijn vader zei: je bent slim,
en ik was slim.
Mijn vader zei: je bent mooi,
en ik was mooi.
Mijn vader is dood
en ik twijfel.

Toch val ik niet van mijn geloof. Te veel gezien
wat het een vader kost om God te worden:

dat hij de tien geboden slikt, de stem verstikt, het hart belast,
dat hij de schuld en schaamte duldt, laffe honden die hem
beloeren en besluipen.
Als zij hem bijten, bijt hij ons.

Mijn wrede, brede vader, van edelman tot bedelman,
om de gunst van zijn geweten. Al ben ik in de ban gedaan,
ik spiegel me nog in zijn blik.


Frank Van Den Houte

Hooglied

toen God in een begenadigde dag was
kleedde Zij zich uit en schiep jou
naar haar beeld en gelijkenis
en zag dat het goed was

mooier inderdaad kon een meisje
onder de zon van de evenaar niet zijn

nu lach je, maar je sterft inwendig
je hagelwit gebit danst je angsten weg
de op je bovenbeen getatoeëerde draak
bewaakt je wegens je schoonheid

maar zijn sluimerende staart
droomt nacht en dag van een genadeslag