Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


SEPTEMBER 2018

Danny De Mulder
Jan De Bruyn
Gerard Scharn
Hedwig Du Jardin
Taco van Peijpe
Astrid Arns
Erna Schelstraete
Moniek Spaans
Christophe Vansteeland

Danny De Mulder

f*ck vista’s

met licht gaan we ook veel kunnen doen

overdag laten we het binnen in alle kamers
het ligt mooi op het tafellinnen en de stoelen
glijdt als vingers tussen de boeken in het boekenrek
en op bed gaat het liggen waar wij lagen

als blijkt dat het voor je valt en als jij dat wil
dan trekken we een keer naar zo’n land
over een zee met zachte rimpelingen
waar het onderweg maar niet genoeg van krijgt

en bij aankomst is het dan voor jou
je kiest maar

bij de kleur van een cocktail op de patio?
bij een kommetje olijven en een koel glas wijn?
of ’s morgens misschien bij een aangeleverd ontbijt?

voor al die vista’s vista’s vista’s
heb ik dan al lang geen oog meer

 

***

 

wat als je een hond hebt?

o heb alsjeblieft geen hond

je hoeft me niet te geloven
maar het beste contact heb je
met wie er niet is

en als je werkelijk de ziel van een ander
als geen ander aanvoelt
waarom heb je dan een hond nodig?

een hond is ook maar een idee

zou je werkelijk sterven van verdriet
als je je hond zou moeten missen?

en je haren voorover gooien
aan de voet van de
Zuilen van de Schepping?

en nooit meer lachen?

misschien is een hond
dan toch een goed idee voor jou

 

Jan De Bruyn

hermelijnen

De hemel loopt vol hermelijnen
baltische zeelui slapen in geriefelijke

kooien en krabben in hun kruis
staar ik naar buiten door een patrijs
in de zwarte holte van een kies
of vriest het heelal dicht

ik weet van archiducs
die grijze tuinen vol erwtenkruid
en paarse rododendrons heerlijk vinden ruiken

veronachtzaam niet de pijn in hun liezen
het trillen van hun neusvleugels
er zit sneeuw in de lucht

wanneer puppy’s
in zijden kussens bijten

 

****

 

cijfers

Over het troosten van maanlicht
lopen de meningen uit elkaar

accuraat gebruik maken van accolades
of arabische uithangende cijfers
is een richtlijn maar geen wet van meden en perzen

diana’s pijl wijkt af door het gebladerte
en dringt in de bast van een eik
daarmee kom je misschien iets dichter dichter

maar buiten een mooi trillend fluitend geluid
dat op huilen lijkt is er van ver of nabij
geen zweem te merken

van een vingerafdruk of
een diep geheim

 

Gerard Scharn

vrouw met getatoeëerde chihuahua

in het gebruik van naald en kleuren
herken ik de meesterhand van hoshi
maar ook de klare lijn van georges remi

de dame gaat in kattenpak met tijgerprint
haar haren opgeschoren in haar nek een
streepjescode nog niet gescand

zij is lang en lenig mager en wat benig
in het te strakke kattenpak met tijgerprint
haar ogen stralen achter ruitjes micaglas

zij is van een andere wereld zonder naam
naar men zegt een voorgeborchte van geluk
voor wie met haar geslapen heeft

een man met een roestige castratenstem
bezingt in fraaie woorden tijden van weleer
wanneer vrouw en hond het terras verlaten

 

Hedwig Du Jardin

pakijs

ik heb hem onder de leden, hij sleept aan
beklijft in pezen, aan richels van bot
waar ik hem bewaar, als pakijs verzamel,
gestold in merg, bevroren in knoken.

koudbloedig kan ik trager vallen
weg van waar we waren,
de winter over slapen.

 

***

 

prille weduwen

uren en dagen van wachten aan de kade
van turen in de verte over het water,
wie meert bij hen aan?

ze zitten in golvende heupen
wenkende benen over elkaar geslagen
open handen in een lege schoot.

zand stuift sluiers rond hun voeten
een boodschap van de wind, hij is onderweg,
de man die niet terugkwam, de man die kan komen.

meeuwen laten zichzelf op als vliegers
wit en glad, gevleugeld zeeschuim
zien zij misschien iets komen?

deze zee geeft niet mee, ze houdt vast
aan haar grondkleur van opgewoeld zand,
buigt keer op keer over haar eigen diepte,

troebel water, zij ziet alleen zichzelf
en bruist te luid,
hoe kan hij haar lied ginder horen?

 

Taco van Peijpe

REÜNIE

We hadden afgesproken in het tuinprieel
om bladeren te lezen. We tastten in
vermolmde grond, raapten samen,
hoopten op gedeeld verleden.

Achter ons verjoeg de wind het blad
en sloeg het om. Wij zagen
niet hetzelfde. Elk onszelf.

Schaduwbeelden slopen door de struiken,
onze stemmen vielen stil.
Teleurgesteld maar ook tevreden
deelden wij wat restte: het verschil.

Astrid Arns

Zomerdag

Hij loopt op het strand met zijn gezicht naar het water
als een hond die een spoor zoekt.
Zijn hand laat me los, laat leegte achter op mijn arm.

Schaduwen begeleiden hem over het zand.
Hij past in geen enkele vorm, zet een lijn in de vlakte,
toont me hoe een kikker zwemt.

Golven spoelen aan in het licht.
Ze brengen me tot stilstand als een dier voor een hek.

Ik lach omdat ik weet dat er nog meer komt.
Zijn mond hardrood tegen het wit van mijn huid.

 

***

 

Vallen

De schemering grijpt het laatste licht.
Door het raam zie ik een hond, hij loopt mijn dochter achterna.
Zij houdt halt bij een muur van beton.
Boven haar hoofd waait een zak die traag van vorm verandert.

In een rechte lijn keert zij terug naar het dier,
valt over de pand van haar jas.
Kijkt me aan doorheen het glas dat ons scheidt.
De wereld een cirkel die krimpt met haar in het midden.

Kalm als een visser aan het water blijf ik staan.
Fluister een woord dat zij zoveel gehoord heeft
dat het niets meer betekent.

 

Erna Schelstraete

weg

denk niet dat ik iets achterlaat
enkel wat woorden blijven hangen
op de muur een lichte vlek

waar de foto hing van de dag
waarop we voor altijd, en die
van de verre zee waar we

onze toekomst achterlieten
telkens weer reisden we vergeefs
erheen om ons terug te vinden

ik neem mee wat rest, mezelf
zonder het hart dat ik aan jou brak

jij zit in mijn fijne rimpels
in mijn haar het eerste grijs

ik weet niet, mijn lief,
hoe lang het duurt voor ik herstel

van wat over is

 

Moniek Spaans

Delier

Wie heeft de horizon besteld?
En het uitzicht met drie bomen?

Onze spechten worden geserveerd met schokdempers,
de schermutselingen gaan per 1/2 dozijn.

Zou de Gouden Eeuw nog even naar achteren mogen?

De zwanenhals is voor tafel zeven.

'De dames zijn goed in het verorberen van flegmatieke ijsjes,'
laat vader aan de ober weten.

Een servet maakt een noodlanding.

De maan is inmiddels uit het raam geklommen
en heeft het donker achtergelaten.

 

***

 

dekmantel

er is een man in het gordijn geweven
er zit een man draadloos in het gordijn verweven

gluurt schering en inslag
gluurt lange benen
schuurt de langste benen
hijgt zijn ogen sprakeloos

er zit een man geweven in voorbijgaan
fluistert stille adem in het stof
weeft trage golfslagen aan lange rails
zijn been slaapt vast, diep

er zit een man in het gordijn
geweven, zijn been beeft

 

Christophe Vansteeland

Foto

Recht in de lens kijken we, hij en ik in de lens.
Die losse das, zijn rokende hand gekromd

rond een glas van bier. We zien de avond
die ruikt naar zeg het maar en het volk

op het plein lacht. We zijn weg zegt ze. Neen!
Nog een keer op de botsauto’s tot we

op de steenweg. Hij zal zijn hand op haar knie.
Eerst de knie. Dan in haar nek. Zijn duim raakt haar oorbel.

We kijken. Zij naar hem. Dan naar mij. We lachen.
Onze blikken vast. Wuiven naar het maïsveld.