Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht

Meliza de Vries
Thomas J. Martin
Jill Marchant
Wim Vandeleene
Ludo Bleys
Jana Arns
Marieke Maerevoet
Leen Pil
Ingeborg Haalboom
Jan Van Gompel
Elle Werners
Etienne Van den Steen


Meliza de Vries


feest


de tafel kleeft aan mijn handen.

iemand is nuchter naar huis gereden,

dat stelt me gerust.


je had langer kunnen blijven,

de restjes van het feest met mij kunnen delen.


ik zoek je in de lege wijnflessen, de afspeellijst,

de korsten van de camembert.


we zijn vergeten om elkaar te leren kennen.

ook al worden we niet ouder, ik blijf het vieren.


Thomas J. Martin


Oostende


verlaten de dove hemel van steen
gevels als beschilderde bunkers,
tussen gebroken tegels
groeit het gras

er komt geen eind aan
het raster van dit moederbord,
uit het niets steekt de wind op
wild krijsend wervelen

grijze vogels op zijn vleugels neer
hun gele poten raken grond
hun gele bekken dringen door
zwart plastiek, snippers oud onheil
stuiven uiteen

dan, helder
de dans aan diggelen
het doven van de rode neonletters
daarboven

Jill Marchant


Vrouwenmantel


alleen wat niet tot de les hoort
schrijft ze op, over liefde
ze is tien en gaat er al aan kapot

ze moet naar de dokter
onderzoeken hoe het komt
want ze kan de liefde niet

op school leer je exacte wetenschap
ze kan jongens nog niet meten en de liefde:
uit haar schriften gescheurd

iemand zei maak je borst nat en smeer je kuiten
de moed was van haar gerijpte borsten tot in haar schoenen gezakt
dus smeert ze haar schoenen in

met gescheurde liefde uit oude schriften
meet ze zich naast haar vrouwenmantel een man
mettertijd blijft een bord over

wegens geen wederhelft meer om voor te zorgen
wie minder eet, heeft niet perse minder honger
en dat het geen probleem zal vormen

want sommige dieren halen de lente niet
met de grote wijsheid van hun instinct
zoeken ze een plek voor de dood

vanaf nu speelt ze de tweede viool
dit moest haar van het hart
op haar tong en de liefde:

onder haar mantel gedroogd

Wim Vandeleene


Nacht


een schaduw lengt terwijl het koper wijkt

gras draagt de dauw
waarvan vroege vogels nippen
een vleermuis zwenkt rond de toren
duikt door een warrelwolk van muggen
de echo waarvoor ik doof ben
nauwkeuriger dan een pincet

zwart zwelt uit de schemer
tot de lantaarn de motten wenkt

een sluier schuift over een sikkel van as
ik raad de kraters, de meren van de maan
waarop ik goddank nooit een voet in het stof

nooit in een plomp pak, de kop in een stolp
met de vlag van het vaderland als een bewijs
ik leg mijn oor op het asfalt, riolen suizen

later in de kamer
waar ik spartel tegen tentakels
die me naar welke bodem sleuren? 
worden muren vliezen die scheuren

waardoor geluiden dringen, door verte gedempt
maar mijn bed is een bark en het linnen rimpelt

alsof ik op een vijver drijf
tussen het kroos van zorgen
en de lotus van een droom
Ludo Bleys


huis


door ruiten kan men kijken, men blijft
aandachtig bij het licht dat komt en gaat.
men vreest het onweer, wil dit licht pas later horen.

geen blik gaat het behang voorbij. men stoot
op muren van verbergen en vermoeden, zeker
nu kleuren verbleken in wat stilaan later wordt.

daarginds blijft voortdurend ver van hier.
het huis krijgt vreemde bakens, er blijft
terras noch tuin voor wie er woont.


Jana Arns


Ik ben schoolmoe
wanneer ik haar loslaat bij de bel.

Een horde ouders
haalt net geen beste tijd,

ik overtreed mijzelf alweer
in zone moeder.

Ik veeg de pasta van haar wang,
was een appel met mijn handen,

krabbel snel nog mijn naam
onder voorgaande dagen.

Ik zie haar van me weg lopen zonder jas.
Gelukkig is het fruitdag.


Win for life

Ik haal geld uit de muur
en geef het aan de vluchteling die erover klom.

Hij draagt zijn huis op de rug. Het mist een dak.
De muren, gestut met kogels.

Binnen bidt een vrouw tot Asiel.
Ik zeg hem dat ik al lang niet meer geloof.

We hebben zoveel kerken gebouwd
dat er geen plek meer is op zondag.

De integratie zit in de file.
Ons volgnummer, niet verhoord.


Nr 44


Nu hitte door huizen golft,
dagen zich met nachten mengen,
rolluiken halverwege zwijgen,

duwen zij het kind de tuin in.
Hij speelt een bedreigde soort,
zij een gin tonic.

Achter scheidingswanden lopen
hun gesprekken in flarden uiteen,
dreigen plastic stoelen te zwichten

onder vakantiebenen in bermuda.
De vrouw smelt weg in blote jurk.
Een tuinslang wordt vrijgelaten.


Marieke Maerevoet


alleen wie weet kan zien



hoe hij met ochtendkrant de tafel dekt,
van thee spreekt als ze koffie schenkt,
niet eens merkt dat ze brood
heeft klaar gezet en melk.

hoe zij zich in de tuin van middaglicht
altijd opnieuw aan schaduw prikt, 
zijn blik ontwijkt als hij de rozelaar
snoeit en over lattenwerk leidt.

hoe hij, nu men de klok op winteruur instelt
en klare uren dubbel telt, de snoeischaar
onder afdak brengt en aan de warmte
van het huis weer went.


Leen Pil


Eros


aanraakbaar
jouw lichaam op mijn lichaam
dat als een reiziger beweegt, klaar

om de ballast, een blouse of een kussen
af te smijten, de navel
met ringen te verzwaren, met olie

of water dat uit lagen lekt op weg
naar een bedding en een buik.
Een man vraagt een vrouw

om een boot door de wind voortbewogen
een mond wordt voorzichtig verwarmd
tot adem tot sleeptoon verdampt.

Elders blazen de goden.


Ingeborg Haalboom


In het voorbij gaan



Geroezemoes ontstijgt het etablissement.
Mensen drukken zich dicht op het terras.
De avond ademt alcohol en verdampt.

In licht gewassen kinderkopjes
plaveien de straat. Lantaarns
branden hun sluimering in gedachten.
Werpen een gele zweem
stoffig stuifmeel tot de grond.

Licht en geluid vallen samen vannacht.
We klinken zacht zwijgend op dit moment.
Aan de overkant rijdt een lijkwagen zijn route.
De nacht komt nergens op uit.


Jan Van Gompel


a quoi je sers



in de spiegel zie ik een oude man
oude mannen denken vaak aan
vuurstenen en berenvacht

hoe ze over hoge golven konden scheren
toen ze nog vleugels hadden
gretig voet zetten op onbekend land

waar ze vochten om het mooiste wijfje
in een tijd toen een rivaal nog ongestraft
met een knots werd ingemaakt

nu is de jacht voorgoed afgezworen
het rollen van spierbundels ruil ik
voor verknipte wijsheid en kraaienpoten

niet langer vraag ik om drie wensen
misschien toch nog één;  hoe graag had ik
het Frans perfect onder de knie gehad




Elle Werners


ze staat


ze staat erom bekend
dat ze zichzelf regelmatig laat opdraven

de vlucht van een schrijfster
niks spannends te melden

sterrenhemels boven
bamboestokken

zo’n type dat op een feestje
stilletjes in een hoekje staat

als tiener in haar woning verkracht
(gewaagde onderbroekenlol)

schrijven voor theater geeft haar energie
probleem: ze kan niet terug


Etienne Van den Steen


West-Vlaanderen

Als een vis
kijk ik door het treinraam naar
dit schokkend land dat zinkt

als een vrouw in een bed
een bed in een vrouw
waar het altijd regent

waar je nooit verdrinkt in licht
ook als je dat sporadisch wil of
niet meer ziet in welke wagon je zit

wanneer je voor je thuis komt
geen station meer vindt
zelfs al was het in een stad of
ook weer niet

vroeger hadden wij dezelfde buien
daar zijn wij zeker van alleen
wij zaten niet de ganse tijd
naar hemels boven zee te staren