Twan Vet
Verloren tijd
Vandaag het duin gezien, door het
zand gelopen en het strand geroken.
Daarna mijn lichaam als een
madeleine in de zee gedoopt
en weer het kind gevoeld
dat vroeger in mij woonde.
Met mijn handen zandkastelen doen
herrijzen, gelikt aan een vanille-ijsje
en de geur geroken van een eerste meisje –
toen kroop de kou in mijn gezicht.
Mijn sporen in het zand gevolgd,
de zee weer uit mijn hoofd gedacht,
tot slot verweerd de middag ingegaan
op schoenen met een grotemensenmaat.
***
Wit is een kleur van gemis
Als ik een schilder was, als ik niet alles wat
gebeurde als een volzin zag, als ik wel overweg
zou kunnen met een kwast, dan was het zo:
een landschap waarin niemand woont,
een weide waar de laatste bloemen groeien,
de zwarte schaduw van een wilgenboom.
Ook een donkerrode zomerlucht,
een grijze wolk met ingehouden adem,
een man in de kleur die ik het liefste draag.
Naast die man een silhouet van niets,
of eigenlijk van wit en dat ben jij.
Je draagt de kleur van een gemis: het wit
waarin nog alles kan, maar niets meer is.
***
Wees iemand mij maar aan
De ochtend valt. Wie nu nog denkt: ik moet naar huis,
zijn stoel aanschuift, de kroeg begroet, is al te laat.
De straat is nu van mensen die de maan niet zagen.
De tijd van zuinig zonlicht in je ogen en
de geur van slaaptekort die ’s ochtends vroeg
bij elke deur van elke kroeg te wachten hing:
geen wijzer wijst die tijd meer aan.
Ik weet niet goed wat ik hier doe
en deze straat is niet van mij.
Kwam iemand maar voorbij.
Wist iemand maar de weg.
Wees iemand mij maar aan:
hier moet je links of rechts
in het bestaan.
|