Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht



NOVEMBER 2020

Wouter Van Heiningen
Lena Vercauteren
Hedwig Du Jardin
Bert Struyvé

Wouter Van Heiningen

Die plek

Terugdenkend zag je het pas goed.
Hoe de rust die over haar kwam
was als de glans van het bladgroen, zo groen
als haar ogen.

Ogen die spraken van
de momenten dat ze zag hoe de bossen 
rond de open plek deinden, de struiken van het land
aten en de paarden achteraf
goedkeurend hadden gekeken.

Hoe de fysieke sensatie van haar
lichaam op de grond, op die plek,
zo leek op het uitrijden van een tunnel,
door een berg, de zon weer in.

Lena Vercauteren

Vader

Ik kies een man uit
om naast te liggen
tot mijn buik zwelt.

Mijn waarde wordt parasitair
verbruikt door het wezen
dat hij in mij plant.

Eten, propere was en aanraking
verzekeren mijn vredig bestaan.
Op de enveloppen zijn ze mijn naam vergeten,
een ring rond mijn vrijheid.

Ik smeer zalf als plaaster
over de scheuren in mijn huid.
Wanneer ik barst,
zal hij het niet hebben zien aankomen.

 

****

 

Moeder

Zal ik moeder worden?
Ik laat mijn lichaam een streng baren
en wat daar doorgaans aanhangt.

Ik wrijf de bescherming weg
en voed het kind waarschuwingen
voordat ik het uit het nest laat vallen.
Ik ben te moe geworden.

Het herstel duurt lang.
Het kind wilt niet meer blijven,
trekt met de warmte weg.

Na jaren zal het mij bezoeken
met verwijten van een verloren jeugd.
In het denken dat mijn slaap verjaagt
zal ik zo moeder worden.

Hedwig Du Jardin

weg

toen men weggelopen kinderen nog opsloot
in te grote tehuizen om ze klein te krijgen

de dappersten ’s avonds soms ontsnapten
wegslopen over de daken als krolse katten
om te gaan dansen in hun blootste kleedje

netkousen rond meisjesbenen, rillend
nadien, de laatste bus gemist, het vroor
en de jassen waren niet mee kunnen vluchten

jij was de kleinste, een lam
in flinterdunne wolfskleren, wild en ongetemd
nog lang niet de wolfsvrouw
met volgroeide vacht, tanden en klauwen

een donkere stip, zwervend over de ijzige vlakte
dwaalsporen in de verse sneeuw



Bert Struyvé

Spiegelstijging

een relatie vervalt zelden uit eigen beweging
al woon je op een eiland met schotten

ik verschans mij wanneer het tij versnelt
en kijk of ik achteraan kan zitten, verwar
rugslag, dubbelglas en stormvaste deuren

met vurige monden en een weke huid
de luiken dan maar sluiten na het debat
over gebrek aan eeuwigheid, maar werkt dat

vooralsnog dacht ik
dat we traag werkende harten aan een brug
konden hangen, voor als het guur werd

maar nu, nu onze verbintenis zouter wordt
bijna chirurgisch in hoeken en scheuren dringt

wacht het ijs niet langer, breekt niet maar smelt