Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


SEPTEMBER 2019

Gerard Scharn
Moniek Spaans

Bart Vertraete
Steven Van Der Heyden

Jan De Vriendt
Dimitri De Schutter

Gerard Scharn

een aanbeveling

voor alle boeren die tussen spelden in een hooiberg
de vrouw gevonden hebben die daar verborgen lag
een woord van dank code rood wordt ingetrokken

een woord van dank voor alle vaderlanders die zochten
in het land van zeven sloten naar de ware liefde binnen
handbereik code oranje blijft van kracht

van kind tot kraai uit het nest gestolen de prijzen
blijven stijgen een witte raaf scoor altijd hoger
dan een gebleekte indiaan of iemand met 'n kampverleden

van code lentefris tot code herfstbock en winterwit
hij die in nederland niet verkaast zal een uitlander
blijven vandaar dat ik schrijf en hem de liefde verklaar

 

Moniek Spaans

terzijde

 

de omgevingsmanager werd aangenomen
om haar terzijde te staan

een paar maatregelen

hij gaf de lamp een zwiep

ze greep
de rand van de tafel beet

hij glimlachte
'je hoeft niet bang te zijn.'

haar keel was droog
een dorre washand in haar mond

hij pakte haar vast
'je kunt hier niet zo blijven staan.'

'ik wil niet,' stribbelde de vrouw
'ook goed,' zei de man

hij nam het huis bij de gevel, gooide het naar het voorland
liet de sloot leeglopen, rukte de bomen uit de laan en
verplaatste de wolken naar rechts

zelfs wat rook uit de schoorsteen

ze greep
de tafel droeg geen blad

 

Bart Vertraete

slaapvertrek

we ontwaken lager nu
beddenbak en lattenbodem overnachten in een tijdelijk verblijf
uit de portatief radio ontsnapt jasmijn en balsemien
we drenken de ochtend in traagheid
het is zo zondig met de zon in bed te blijven liggen
dus leg ik je kleur vast op de kamermuren
strijk het licht uit in een grondlaag
dek een laatste schaduw tot een onbesproken laken
gebroken wit vult ons gezichtsveld nu de verfroller herademt op het droge
we duiken opnieuw in een tijdloos lied
tot de laatste druppel

 

***

 

kudde

ze kijken niet naar mij op, schapen in de boomgaard
knokige stammen onder een wollen kruin
ik blaat niet en heb niets om hoog mee op te lopen
in vorige eeuwen stonden ze net zo gebogen
in schilderijen en op wandtapijten tussen even oude appelaars
ze maken niets maar malen tot valavond in november
als alle schaduwen samensmelten
het laatste grijze licht aanschuift op de bank

ik weef hun schimmen vast in woorden
tel hen zoals het hoort
verder verzet ik geen poot

 

Steven Van Der Heyden

1 november

ik zal nooit je schouderbladen schrapen,
wervels tot een ruggengraat puzzelen, je een nieuwe huid
aanmeten of je stembanden lijmen. vanuit een precieze hoek
heb ik je aders niet geopend, geen kwaad bloed verspild.

de donkerste draad rond mijn gedachten spint
een cocon van spijt. wij dragen nog steeds
elkaars naam. geloven er niet echt in.
dit is het seizoen waarin doden rijpen. ik laat je liggen.


Jan De Vriendt

GEDICHT
(bij een schilderij van Vermeer) Wenen Kunsthistorisch Museum

Alsof je jezelf nog nooit was tegengekomen
Zo wals je door de zalen. De namiddag
Wordt versneden in eeuwen
Hout en verf. Vermeer zet ons aan
tot hardop fluisteren. Die witte seconde van instap
Nadat het gordijn opzij gaat.
Het atelier is bevolkt. Het kan niet ontkend.
In een hoek een dame die zichzelf
Dag na dag heruitvindt.
Van buiten waait lawaai zijn kruin
In. Een gedachte die als een razende
Door zijn hoofd rent tot er bijna steengruis
Uit zijn oog valt. Misschien komt het hierop neer.
Misschien is alles te herleiden tot: een meisje
in een hoek in het licht die de eeuwigheid in kan
En dat dat werk moet gebeuren.

 

***



WISTEN WIJ VEEL


Wisten wij veel wat
Wisten wij veel dat
Liefde slechts een mug is
Die rond het hart wervelt. Dat
Brieven wisbare sporen nalaten. Dat
Zonder gepraat het huis kaler wordt. Dat
Het stof dat uit de dagen valt een scherp oog vereist. Dat
Dit het moment is waarop geen tijd verloren mag gaan.
De enige weg die zich aanbiedt en de andere
Die verdoken blijft. Alle voorwerpen
Zijn dichterbij dan ze lijken in de spiegel.
Wisten wij wel dat een cup over een geslacht
Soms een bloem verbergt? Vaker een touw.
Iemand loopt door het beeld. Heen en weer.
Iemand loopt zichzelf te wezen. Ook dat.

 

***


DE AANRAAKBARE REIGER

Hij frunnikt wat aan de publieke ruimte.
Waar hij zit, grinnikt hij
Bij elke beweging.

Een hoed of een accessoire zou hem niet misstaan.
Hij logeert in zijn pluimenpracht,
zijn verenvacht.

Er is wat aan de hand met zijn poten.
Er is weinig dat hem raakt.
Ook wij niet.

Straks gooit iemand een blikje Red Bull naar zijn kop.
Als hij zich omdraait blijft het zitten
op zijn beitel. Precies gepast.
Bewijs geleverd.

 

 

Dimitri De Schutter

Huiswaarts na een dronken nacht en de dag nadien, denkend aan de dood

De maan bleek een straatlantaarn.
Haar licht bleek. Sterren logen in alle talen,
Mensen reden eenzaam in kanalen,
verdronken in groten getale, ergens vloei-
den tranen.
Bomen waaiden onverschillig. Ergens vloei-
den tranen.
De wind huilde.
Verdriet was altijd op een bepaalde manier
misplaatst.

Sterrenstelsels zullen steeds verder van elkaar komen te liggen.
Nadat het absolute 0-punt is bereikt is er voor altijd een onveranderlijke leegte.

In het doucheputje van de ochtend zag ik de eeuwigheid wegvloeien
Ik liet haar gaan.