|
JULI - AUGUSTUS 2019 |
Ilse Van Eepoel Lena Vercauteren
Monique Bol
Bert Struyvé
Helena Schepens
Wim Vandeleene
Greet Lesage
Günther Laforce
Gerard Scharn |
Ilse Van Eepoel
SCHUILEN
Vannacht slapen we niet
We rakelen het donker op
de kolken en de kuilen
en wat is losgeraakt
In dit stormgat staan we naakt
We moeten ongeletterd reizen
met een weerhaan op de rug
om ons de weg te wijzen
een gehavende hand
als enig houvast
Hoor ons bladeren in elkaar
op zoek naar een tekst
die ons past
|
Lena Vercauteren
Ruis
Je bent een ruis in mijn maag,
overstemt me dagelijks.
Ik wil niets anders horen.
Ik leg je naam in andere stemmen.
Het klinkt elke keer anders,
maar altijd wat ik wil.
Ik wil de componist zijn van ons lawaai.
Laat de vork maar vallen,
leg je hand op mij.
Ontstem mijn hoofd.
Bepaald mijn maatslag,
mijn bezitterig ritme.
***
Aan zij die verlaten
Ik heb je herinneringen
in mijn kleuren geverfd.
Noem me hebberig,
het is een overlevingsdrang
Ik wou je stiekem vasthouden
tot mijn handen wit werden.
Het bloed stroomt terug
nu ze leeg zijn.
Maar mijn hoofd blijft bewoond,
de deur op een kier.
***
Lijmhuid
Ik was mijn huid met lijm
zodat jouw aanraking blijft.
Vergeet onze breuk.
Je neus is een persoonlijke plek,
raak ik enkel aan met de mijne
als we weer te dicht komen.
Geef mij de schuld deze keer,
maar ik weet beter.
Ik ruik lijm op je handen.
|
Monique Bol
wat ertoe doet
ik ijsbeer. in de verte draait een molen lege rondjes
in de hete lucht. dichterbij zie ik je op het paard
en jou in de koets. je zwaait naar me, je goochelt
deuntjes op het orgel zoals alleen jij dat kan, en hoe
jij geniet van een extra rondje op de paarse autobus
en alles gaat op en neer en je zwaait naar me
je lacht in een draaiende koffiekop, de lucht vol
mis-en-plis en damp van net afgegoten aardappels
jij en jij en jij en jij, mijn dode geliefden. wat ertoe doet
dat zie ik niet altijd. elke jij verdwijnt in het grijs
het grote niets en het alles. steeds kom je weer voorbij
zie ik flarden. ik kan je niet aanraken, je lippen bewegen
maar ik hoor niets. er is warmte, trots, ongeloof.
steeds sneller draait de molen van toen en nu hoger
en hoger de lucht in. je trekt de flosj, je gooit hem
naar me toe. alles verdwijnt in het grijze, dan weer
kleurt het in mijn lege handen, mijn hart barst
van herinnering aan jou, aan jou, aan jou, aan jou
***
leeg
ik schrijf de leegte in mijn hoofd
dicht bij jou op de fluwelen sofa
dreigt de stilte als een folie
om ons heen. strepen late zon
banen zich een weg doorheen het schuim
dat smelt in je glas. hoe we samen smolten
hoe lang geleden de briefjes bij de lunch
kaarsen om ons bed heen, het slome
doezelen in bad. samen.
hoe alles langzaamaan
onherroepelijk verdween in de afvoerpijp
ik schrijf je in de leegte in mijn hoofd
en straks, ja, wat dan?
|
Bert Struyvé
In de regentuin ruik je het zwijgen
zij rijdt, hij herinnert zich het spel van turen
naar tegenliggers. hun kind dagdroomt en hij
stelt van merk en kenteken een database op
het kiwischilmesje wacht op het dashboard
een hoosbui maakt van de voorruit een lachspiegel
twee wissers zingen a capella wroep, wroep
ze proberen elkaar in het refrein te raken
maar zij grijpt in, schaalt op naar full speed
hij bestuurt ˂voor zijn kind˃ het touw van het plastic
speelgoedvliegtuig, acteert de kitesurfer. zijn arm
vliegt synchroon mee over een bed scheermessen
de zeewind doet de kleppen roffelen bij elke duikvlucht
achter de duinen gaat het hoekluik open. er stijgt
hockeyblond op. zij ontsnapt ternauwernood
aan de vervaldatum, de kapster veegt wat uitgroei
in de kelder. buiten druipen rijplaten voor herbestrating
hij krijt en ketst de keu tegen de opgewreven bal. zij kijkt
naar het laken en ruikt de regentuin van het zwijgen
en het kind? dat stapelt dagdromen achter een chocomel
|
Helena Schepens
het kraken van de dag
kondigt noodweer aan.
mannen zitten op hun honger
damasten schimmen aan het sterfbed
van de hoop. ze snoeren de gordel aan
sparen hun tranen voor grotere droogtes.
als vergeefse schildwachten tellen zij
het vervaarlijk tikken van seconden.
vrouwen graaien in kasten
vinden er niets dan lijken.
enkel angst is ruim voorradig
want gedijt goed in kogelregen.
ze wrijven kou uit verlaten lichamen
niemand raakt ontdooit.
kinderen lopen tegen de lamp
ook in hun ogen is er iets gedoofd.
ze kaarten leegte aan stille tafels
spelen stoelendans met spervuur.
op bezette muren krijten zij
zwarte dagen, keurig in het gelid.
de avond staakt het vuren
pauze tot een nieuw vergaan.
|
Wim Vandeleene
nestelen in de stamboom
in de zoektocht naar mijn wieg
stootte ik op een boom, een aap zat op een tak
hij keurde mij bazig, ik haalde het argument aan
dat de grond bij onweer veiliger is
hij klom omlaag toen ik de donder nadeed
we wisselden klanken en misverstanden uit
tot we begrepen dat we soortgenoten waren
het gras lag als een hoogpolig tapijt
uitgerold over de vlakte
met geduld leerde ik hem rechtop lopen
de rui wiste zijn vacht uit, bewust van ons verschil
trok ik kleren uit en liet ze liggen bij mijn schaamte
niemand diende een klacht in voor zedenschennis
vogelvrij verklaard klom ik in zijn boom
vond onder zijn bladerdak mijn wieg
***
bezwaar
vanop een ver dak maakte je tamtam
de wind bracht flarden van een verhaal
naar mijn oor, ik nam de trap naar jouw hoogte
keek door een telescoop naar je mond
tot hij niet meer bewoog
het drong tot je door
dat ik niet liplezen kon
je zond het bericht ‘ben je daar?’
in rooksignalen, maar het vuur zei me meer
het doofde bijna uit, mijn antwoord kwam laat
met een zaklamp zond ik die nacht
in morse een ‘ja’ en holde naar je huis
door koorts en domme kracht bezeten
halfweg kreeg ik in één korte radiogolf
een ‘maar’ over me heen, zonder enige ruis
zo verloor ik mijn benen en mijn mond
|
Greet Lesage
Cirkelen
Mijn moeder heeft een schoonheidsvlekje
vanochtend op mijn boterham gesmeerd
vergat ze toch wel vlees
haar zacht velleke vlees.
Zwak velleke vlees, aaide meester Aloïs.
Zijn belbus haalde me weg uit mijn barak
en bracht de bijna-buurt naar school.
Mijn brooddoos in een buidelzak!
Attack! Onder deksel niet alleen
de roggeverdomde moederkruimels
ook haar gekeerde meesterverhalen,
ik wil er niet in verdwalen.
Moeder en Aloïs delen, spelen
katje-duik en kraaien in crescendo
mensje-erger-je-toch-niet.
Mijn negenproef besluit:
meester,
ik ben uitgeteld. Stik in uw straal
maal straal maal pi die mikt op mijn,
mijn moederplekje.
Ik wil naar huis.
***
Pramen
Hoe zou het zijn om het hazenpad te zoenen
en te moeten ruiken hoe niets nog
niets ons afgereden gras
Hoe zou het zijn om het onderspit te zoenen
en niet te moeten bijten in
gebakken lucht
Hoe zou het zijn om een buitenbeen te zoenen
hoe onveranderlijk uw vel uw haar
en daar die nieuwsgierige oorlel
Vertel vertel
|
Günther Laforce
het is mij verboden nog
te drinken een briljant idee
ik wou dat ik er
zelf opgekomen was kan ik in
een beweging ook ophouden
met neuken wie a zegt
ik eet als een mens
ik slaap wanneer moe
ik lach zoals het hoort
terwijl anderen zeggen dat zij
zullen barbecueën morgen op
reis vertrekken dat zij tijd
tekort komen en zij gebruiken
zinnen als en toch ben ik gelukkig en
hoe gaat het en goed voor je en kan ik iets
voor je betekenen dan denk ik als ik
gestopt ben met drinken en bijgevolg ook het
neuken eraan geef dan kun je dat wel
***
zo kan ik ook niet autorijden
de lijst van dingen die ik
nooit zal kunnen dijt alsmaar uit
zoals ballonvaren worstelen met haaien beursgoeroe
worden mars koloniseren james bond
vermoorden de sterkste vrouw ter wereld worden
en mijn favoriet de beslissende owngoal scoren
in de wkfinale zo gehaat worden dat je nog
liever leert autorijden
op een eerste afspraakje geef ik
het meisje onmiddellijk instructies hoe ze
mij dient te behandelen
zelf behandel ik haar als vuil zo is
ze bijzonder opgelucht wanneer ze
op hoge poten de dans ontspringt
een weldoener in hart en nieren ben ik
met instructies
zonder rijbewijs
|
Gerard Scharn
boulevard garibaldi
er zitten dingen in mijn hoofd dingen
zonder naam of vorm als scheerschuim
en pas gemaaid en platgetrapt bermgras
dingen die ik heb gevonden in overvolle
vuilnisbakken en weggegooide koelkasten
ze composteren en fermenteren in mijn hoofd
er groeien schimmels op de dingen in mijn hoofd
schimmels in groen en roodkoper blauw dooraderd
laatste herinneringen aan een wandeling in parijs
***
de grote
ballonnentrek
op een maandag worden de grootste kwakers in dit land
als kikkers opgeblazen met helium en lachgas tot oerknallen
in zakformaat, een toegestroomd publiek zal juichen
een vlucht ganzen zal neerstrijken en de macht opeisen
nu de oude tijd is opgeblazen volgt een dictatuur van
welvaartpredikers met dubbele tong
***
zwart gat
tussen het grijs van hersencellen liggen
namen opgeslagen van mensen van laag
allooi maar ook de zang van nachtegalen
de smaak van een eerste kus, de sensatie
van een koude douche, verhalen van een
vader nooit verteld
nu de eerste bres geslagen is verdwijnen
namen en verhalen voorbij de horizon
gezichten worden blinde vlekken
een stem niet meer herkend nu ook
de zang der nachtegalen op het aambeeld
in echoloos gehamer is verdwenen |
|